De geschiedenis van de Burcht begint rond het jaar 1000. Bij de samenvloeing van twee zijarmen van de rivier de Rijn werd een "motte" opgeworpen; een aarden verhoging die diende als vluchtplaats in tijden van gevaar. De toegang tot de motte werd belemmerd door een ter oosten er van gegraven gracht, waardoor het gehele gebied door water was omringd. Een mogelijke verklaring voor het bouwen van deze verdediging vormen de toen veelvuldige invallen door de Noormannen, daar zou echter al spoedig een eind aan komen (in 1006-1007). Meer waarschijnlijk is dan ook dat de heuvel vooral dienst deed als een plaats waar mensen en hun vee een droge plek vonden bij een van de overstromingen die in de jaren 800-1200 regelmatig voorkwamen.
In de loop van de volgende jaren zal de heuvel nog tenminste driemaal worden opgehoogd, totdat er halverwege de elfde eeuw een houten versterking op zal worden geplaatst. Een versterking, die in opdracht van Dirk IV of zijn opvolger Floris I, werd gebouwd om dienst te doen in de toen woedende strijd om de macht met de Duitse Keizer en de bisschop van Utrecht.
In het jaar 1083 werd Alewijn van Leiden als eerste benoemd tot burggraaf, een vazal die de belangen van de landsheer veilig moest stellen. Er zullen nog velen volgen, wat niet betekende dat de verstandhouding tussen de burggraaf en de burgers van Leiden als goed moet worden beschouwt. Integendeel, regelmatig waren er conflicten over het uitoefenen van de rechten die aan het burggraafschap waren verbonden.
Personen die een belangrijke rol speelden in de geschiedenis van De Burcht. | |||
---|---|---|---|
De graven van Holland | Burggraven van Leiden | ||
1039-1049 1049-1061 1061-1091 1091-1121 1121-1157 1157-1190 1190-1203 1203 1203-1222 1222-1234 1234-1256 1256-1296 1296-1299 1299-1304 1304-1345 1337-1345 1346-1358 1358-1404 1404-1417 1417-1428 1418-1425 | Dirk IV Floris I Dirk V Floris II Dirk VI Floris III Dirk VII [Ada] Willem I Floris IV Willem II Floris V Jan I Jan II Wilem III Willem IV Willem V Albrecht Willem VI Jacoba Jan | 1083-1108 1143-1156 1167 1201-1241 1243-1253 1266-1319 1319-1339 1340-1348 1349-1392 1392-1420 1420-1447 1447-1451 1451-1497 1497-1523 1523-1544 1544-1552 1552-1583 1583-1624 1624-1641 1641-1651 | Alewijn (I) Alewijn (II) Elinand Jacob Dirk van Cuyk Hendrik van Cuyk Dirk van Cuyk Filips van Wassenaar Dirk van Wassenaar Filips van Wassenaar Hendrik van Wassenaar Jacob van Wassenaar Jan I van Wassenaar Jan II van Wassenaar Maria van Wassenaar Jacques de Ligne Philippe de Ligne Lamoral de Ligne Albert-Henri de Ligne Claude-Lamoral de Ligne |
De huidige ingang, gemaakt in een voormalige toren aan de oostzijde, bestond toen nog niet, de toegang naar de Burcht bestond uit een kleine poort die uitgespaard was in de muur aan de westzijde. Dit poortje was bereikbaar via een tien- tot twaalf meter brede houten brug naar de zuidelijke oever van de Rijn ter hoogte van de Maarsmansteeg. De brug was iets oostelijker gelegen dan de huidige verbinding.
Hoewel er nog veel te vertellen is over de periode gelegen tussen 1150 en 1651 past dat niet in deze kleine verkenning en bent u daarvoor aangewezen op literatuur die uitgebreider aandacht besteedt aan de geschiedenis van Leiden. Hier wordt volstaan met het vaststellen dat het Burchtterrein in deze periode langzaamaan werd ingesloten door de stedelijke bebouwing. Iets dat mede werd veroorzaakt door het verkopen van kavels die eens tot het bezit van de Burcht behoorden.
In april 1651 kwam er definitief een einde aan de macht van en de conflicten met het burggraafschap, de stad Leiden kocht de rechten af van de laatste burggraaf voor een bedrag van 70.000 gulden. "Voortaan mocht de stad Leiden zich de eigenaresse noemen van de resterende burggrafelijke rechten en van een verweerde steenklomp die midden in de stad bewegingloos een vervaarlijke aanblik bood. De Burcht van Leiden was eindelijk in alle opzichten een Leidse Burcht geworden. Als herinnering aan de overwonnen macht van de burggraven handhaafde de burgerij het ongenaakbare monument temidden van haar huizen en gaf het weldra een nieuwe functie: "die van levensgrote Hollandse Tuin, het symbool van de gewestelijke vrijheid, omringd door vruchtdragende bomen en bij de toegangspoort beschermd door de Hollandse leeuw met in zijn vuisten een zwaard - een stadspark als zinnebeeld van de Staten van Holland."
De in de 14e eeuw aangebrachte nieuwe toegang in het oostelijk deel van de muur was via het Burchtplein slechts bereikbaar door een smal overbouwd straatje, het Burgsteegje van slechts één meter breed, gelegen tussen de woningen aan de Nieuwstraat. In 1658 werd in opdracht van het stadsbestuur een meer passender toegangspoort gebouwd. Gelijktijdig werden een nieuw Heerenlogement en een woning voor de pachter van de Burcht en het logement gebouwd.
Een volgende verfraaing van de Burcht vond plaats in 1685. De 14e-eeuwse bovenpoort die al in 1635 een face-lift had gekregen werd danig verbouwd: een nieuwe omlijsing van Bentheimer zandsteen, versierd met de geslachtswapens van de burgemeesters die de stad sinds 1651 als burggraaf hadden gediend. Onderaan de burchtheuvel werd de trap afgesloten met een fraai smeedijzeren hek versierd met bliksemschichten. Bovenaan dit hek zijn, aan de binnen- en buitenzijde, de wapens afgebeeld van de in 1684 en 1685 regerende burgemeesters: Johan van der Marck, Johan van Absmade, Johan van den Bergh en Daniel van Alphen Simonsz. en respectievelijk: Daniel van Alphen Simonsz, Jacob Vromans, Jacob van Sanen Willemszn. en Cornelis Wittens. Zie ook de afbeelding van deze toegang op de welkompagina.
De tekst op de bovenzijde van de toegangspoort:
DEN BVRG SPREEKT
IK BEN DAT OORLOGS SLOT, OMWATERD DOOR DEN RHIJN,
DE EERSTE GLORII VAN HET HUVS DER WASSENAREN,
ONWINLIJK, SOO MY NIET 't GERVGT IN D' OVDE JAREN
VERWONNEN SEI, DOOR NOOD VAN HONGERS SWARTE PIIN,
TOEN ADA MEINDE, IN MIIN SCHOOT BEWAARD TE ZIIN.
MAAR ALS IK WEER DAAR NA TE HEMEL HOOG WOV STAREN,
QVAM 'THOLLANDS JOK, DOOR DWANG, DE VRYE NEK BESWAREN,
EN LIET VOOR MY NIET, ALS DEN UITERLIIKEN SCHIIN.
DVS BEN 'K ONTBLOOT VAN 't REGT OP MIINE ONDERSATEN:
MAAR NV DEN RAAD MY OOK HIER IN NIET HEEFT VERLATEN,
EN KOGT, SOO GEEF IK MY GEWILLIG IN SIIN HAND.
O LEYDE! EEN ANDER KOOP DE VRVGTELOOZE STATEN,
DIE HEM TOT GEENEN DIENST, NOG VOORDEEL KONNEN BATEN;
MAAR, GY ZIIT WIIS, EN KOOPT DE VRYDOM VOOR UW LAND.
uit: Adriaan van Nispen, in Verheerlyking van den Leydzen Burg.
De Burcht van Leiden, Leidse Historische Reeks nr. 14, Ed van der Vlist, Primavera Pers, Leiden 2001.
Foto's:
1: wikipedia, maker C. Messier, uitsnede.
2: wikipedia, maker Jurgen Eissink, uitsnede.
3: uit de collectie van de Historische Vereniging Oud Leiden, gemaakt door Henk Spek, uitsnede.
Veel mensen in Leiden weten inmiddels wel dat er op het burchtterrein ooit een waterreservoir was ten behoeve van de fontein op de Vismarkt. Daarnaast blijft De Burcht een eerbiedwaardig monument, waar veel wetenswaardigheden over verteld (kunnen) worden.
Vreemd blijft dan, dat in maar heel weing publicaties gewag wordt gemaakt van het feit dat er ooit herten rondliepen op het burchtterrein. In zijn boek 'Beschrijving van Leyden' vermeldt van Mieris, dat er 'uitheemsche dieren en herten' liepen op De Burcht.
Van uitheemse dieren is niets terug te vinden, maar wel van herten: op 29 april 1654 "hebben Burgemeesteren den fabrycq gelast op den Burgh, tegen het water te doen maken een staketsel, om daerdoor te beletten het overspringen van de herten, dewelcke eerstdaegs op den Burch sullen werden gebragt."
Toch duurde het tot 1657 eer er daadwerkelijk herten werden losgelaten. Dat blijkt ondermeer uit de volgende posten:
"Den ix Dec. 1657 is de Thesaurier extraordinair gelast te vereeren hondert guldens aan den brenger van de hartgens op den Burch, gekomen uyt de Warande van dieren, aenkomende Sijne Hoogheyt den Heere Prince van Orange."
"Den xv Dec. 1657. Betaelt aen Jacob van der Werve, eerste clerk ter Secretarie, een somme van hondert guldens in voldoening van de vereering die door ordre van Burgemeestren zijn gedaen aan de personen, die de vier harten binnen dezer stede hebben gebracht gehad."
Den vii Januarij 1658. Betaelt aen de Craenkinderen, ter saecke van het brengen van de harten op den Burch de somme van 2 gl."
Nog minder bekend is, dat op De Burcht in 1688 een jachtpartij gehouden is, volgens deze uitnodiging:
12 Nov. 1688. "De Heeren Schout en Schepenen verzoeken de Heeren Burgemeestren met haer vrouwen op een vrolijke maeltijdt, waerop gedelibreerd zijnde is goedgevonden het voorseide versoek dankelijk aen te nemen, -en de Heeren Schout en Schepenen hiervooren gemeld te vereeren met een hert van den Burgh; met intentie om hetzelve hert te morgen te doen schieten en de HH. Schout en Schepenen bij die occasie morgen middag op een schotel vis te tracteren op den Burch."
Waarschijnlijk houdt deze jachtpartij verband met de verkoop van de vaste goederen van de Burcht, iets waartoe op 11 november 1688 door het stadsbestuur besloten was. Mogelijk heeft dit ook het einde betekent van de aanwezigheid van de herten op het burchtterrein.
Bron:
een artikel in de Leydse Courant van 23 maart 1859, Krantenarchief, Erfgoed Leiden en Omstreken.