Terug naar kaart

Het verhaal van Wout Schouten

De Gortestraat in 1900, vanuit de Gerestraat richting Pakhuisstraat. Wout Schouten wordt als derde kind van Jacobus Schouten en Elisabeth van Steenbergen geboren op 4 juni 1893. Hij groeit op in een gezin dat uiteindelijk uit dertien personen zal bestaan.Van af zijn geboorte tot aan zijn huwelijk woonde hij op het ouderlijk adres in de Haver- en Gortbuurt; de 1e Gortestraat nr. 37 te Leiden.
Op 17 september 1913 trouwt de als sjouwer werkzame Wout op 20-jarige leeftijd in het Raadhuis van de gemeente Leiden met de dan 23-jarige Maria Pieternella Filemon, dochter van Willem Frederik Filemon en Maria Pieternella van den Berg, wonende op de Groenhazengracht nr. 9 te Leiden.
Bij het huwelijk wordt een dochter, Maria Petronella, geboren op 11 oktober 1911 door Wout erkend als zijn kind. Later zullen er nog vier kinderen volgen; allen zonen.

Nog dezelfde dag betrekken zij een woning aan de Doelengracht nr. 10, waarschijnlijk zijn zij niet de hoofdbewoners, want reeds spoedig daarna, in ieder geval vóór juli 1914, verhuizen zij naar de Zwijnhoornsteeg nr. 15, een onaantrekkelijke plek om te wonen. Al is het niet uitgesloten dat het hier hetzelfde adres betreft, tenslotte was deze steeg slechts een smalle opening aan de Doelengracht.

Later zal nog een verhuizing volgen naar de Koolstraat nr. 5 het adres waar beiden tot aan hun overlijden zullen blijven wonen. Wout is dan inmiddels werkzaam als stoker bij de Leidse Zoutkeet, het bedrijf van de bekende Leidse familie De Fremery. Een van de opvolgende eigenaren, de heer Petrus Isaäcus de Fremery, bekleedde naast zijn directeurschap ook vele functies in Leiden in het openbare en kerkelijke bestuur.

De Koolstraat aan het eide van de 19e eeuw. De woning die zij betrekken is eigendom van het bedrijf en staat in die tijd nog in open verbinding met het terrein en de fabriek. Na de sluiting van de zoutkeet tegen het eind van de oorlogsjaren (een periode waarvan zij behoorlijk hebben geprofiteerd door de bijna onbeperkte beschikbaarheid van het schaarse zout) is er een afscheiding gebouwd tussen de woning en het bedrijfsterrein. Dat gebeurde door de nieuwe eigenaar, de firma Mavom, die inmiddels ook alweer lange tijd uit Leiden verdwenen is.

De Koolstraat is ook het adres waar, in de naoorlogse periode van woningschaarste, respectievelijk een zoon, een kleinzoon en een kleindochter met hun prille gezin een tijdelijk onderkomen hebben gevonden.
Naast deze (niet altijd) vrolijke gebeurtenissen hebben zij helaas moeten meemaken dat twee van hun kinderen, Willem en Piet, voortijdig kwamen te overlijden.
Personeel van de Leidsche Zoutkeet, 1924, geheel rechts Wout Schouten.
Foto: Erfgoed Leiden en Omstreken, J.W. Kret, GN 000032.

Het werk op de zoutkeet was zwaar en gevaarlijk; in gote pannen werd op open vuur het per schip aangevoerde pekelwater gekookt tot het zout was uitgekristalliseerd. Dat was niet zonder risico, dat bleek ook wel uit het ongeval dat begin 1940 plaatsvond en de krant haalde, iets dat niet altijd vanzelfsprekend was.
Erfgoed Leiden en Omstreken: Krantenarchief, Leidsch Dagblad van 07-02-1940.

Een krantenbericht dat duidelijk was gebaseerd op de op 6 februari opgenomen beschrijving van het ongeval in het politierapport van die dag:

Overgenomen uit het rapportenboek Recherche:
te 3:20 uur n.m. rapporteert rechercheur Berendsen dat te omstreeks 1:55 uur t.v. in de Leidsche Zoutkeet tijdens de werkzaamheden in de zoutpan is uitgegleden, waarbij hij met het bovenlichaam gedeeltelijk in het kokende water is terechtgekomen: de 31-jarige Matthijs Colpa, fabrieksarbeider, wonende Leiden Nassaustraat 4, tengevolge waarvan hij aan handen, armen en borst brandwonden bekwam. De stoker Wouter Schouten, 46 jaar, wonende Koolstraat 5, die het ongeval zag geschieden, heeft Colpa uit het kokende water gehaald. Colpa hing met het bovenlichaam over een houten schutting van de Zoutpan. De diepte van het in de pan aanwezige water is 15 cm. De bak is 75 cm, gemeten vanaf de bovenzijde van de houten schutting. Om uitglijden te voorkomen is op 45 cm afstand van de schutting een houten balk van 5 x 5 cm aangebracht.
Colpa was bezig met het scheppen van zout uit de pan.
De brandwonden zijn onmiddellijk door het personeel met brandpoeder bestrooid, Colpa is door den semi-arts van den Eken naar het Academisch Ziekenhuis vervoerd. Omtrent de toestand van den patiënt kon niets met zekerheid gezegd worden.