Mie Filemon wordt op 11 maart 1890 in de Sliksteeg 13 te Leiden geboren als eerste kind van Willem Filemon (sjouwer) en Maria Pieternella van den Berg. In maart 1903 verhuist het gezin, nog steeds bestaande uit 3 personen, Naar de Groenhazengrzcht nr. 9.
Mie onderbreekt het verblijf thuis enkele maanden in het jaar 1911: zij verblijft dan, waarschijnlijk bij haar broer Willem Frederik, in Amsterdam. Inmiddels weer enige tijd thuis, bevalt zij op 11 oktober 1911 van een dochter, Maria Petronella, die bij haar huwelijk in 1913 door Wout Schouten als zijn dochter wordt erkend.
Tot de dag van het huwelijk blijft Mie, werkzaam als twijnster, wonen op het adres van haar ouders.
Op 17 september 1913 trouwt in het Raadhuis van de gemeente Leiden de dan 23-jarige Mie met de, als stoker werkzame, 20-jarige Wouter Schouten, zoon van Jacobus Schouten en Elisabeth van Steenbergen.
Nog dezelfde dag betrekken zij een woning aan de Doelengracht nr. 10, waarschijnlijk zijn zij niet de hoofdbewoners, want reeds spoedig daarna, in ieder geval vóór juli 1914, verhuizen zij naar de Zwijnhoornsteeg nr. 15, een onaantrekkelijke plek om te wonen. Al is het niet uitgesloten dat het hier hetzelfde adres betreft, tenslotte was deze steeg slechts een smalle opening aan de Doelengracht.
In de loop der jaren zullen nog vier kinderen uit dit huwelijk worden geboren; allen zonen.
Later zal nog een verhuizing volgen naar de Koolstraat nr. 5 het adres waar beiden tot aan hun overlijden zullen blijven wonen. Wout is dan inmiddels werkzaam als stoker bij de Leidse Zoutkeet, het bedrijf van de bekende Leidse familie De Fremery. Een van de opvolgende eigenaren, de heer Petrus Isaäcus de Fremery, bekleedde naast zijn directeurschap ook vele functies in Leiden in het openbare en kerkelijke bestuur.
De woning die zij betrekken is eigendom van het bedrijf en staat in die tijd nog in open verbinding met het terrein en de fabriek. Na de sluiting van de zoutkeet tegen het eind van de oorlogsjaren (een periode waarvan zij behoorlijk hebben geprofiteerd door de bijna onbeperkte beschikbaarheid van het schaarse zout) is er een afscheiding gebouwd tussen de woning en het bedrijfsterrein. Dat gebeurde door de nieuwe eigenaar, de firma Mavom, die inmiddels ook alweer lange tijd uit Leiden verdwenen is.
De Koolstraat is ook het adres waar, in de naoorlogse periode van woningschaarste, respectievelijk een zoon, een kleinzoon en een kleindochter met hun prille gezin een tijdelijk onderkomen hebben gevonden.
Naast deze (niet altijd) vrolijke gebeurtenissen hebben zij helaas moeten meemaken dat twee van hun kinderen, Willem en Piet, voortijdig kwamen te overlijden.
De laatste jaren van haar leven gaat het niet zo goed met Mie, veel noodzakelijke dingen kan zij niet meer zelf verzorgen. Met de hulp van haar dochter, nu zouden we het mantelzorg noemen, lukt het toch om een en ander in goede banen te leiden.