Terug naar kaart

Het verhaal van Jacobus Schouten

Jacobus wordt geboren als eerste kind van de stucadoor Pieter Schouten en van Hendrikje van Viegen.
Op 16 juni 1893 trouwt hij te Oegstgeest met de dan 23-jarige dienstbode Jacoba, dochter van Jacobus van Wijk en Jacoba Stephanus.
Uit dit huwelijk worden vijf kinderen geboren.
Het is een huwelijk dat niet goed afloopt; reeds op 4 januari 1906 wordt het huwelijk ontbonden verklaard na een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 16 mei 1905.

In het register van het Heilige Geesthuis, of arme wees- of kinderhuis, is het volgende te lezen: "Jacob Schouten heeft heel kwaadwillig vrouw en kinderen verlaten en de inboedel verkocht. Jacoba Schouten van Wijk, krankzinnig van smart. De familie van haar willen trachten haarzelve te verplegen, vandaar deelneming en medewerking van de stad, diaconie, etc. etc.

Op verzoek van een oom, Jacob van Wijk, worden drie kinderen op Dinsdag 12 februari 1904 in het weeshuis opgenomen. De twee zonen staan in de catalogus op nr. 3403 onder de nummers 718 (Pieter) en 719 (Hendrik), de dochter resp. in nr. 3404 onder nummer 720, (Jacoba).
Het contract met Jacob van Wijk (oom van Jacoba), smid, wonende op het Levendaal 94 te Leiden, behelst dat hij jaarlijks voor deze kinderen 225 guldens betaald.
Het Burgerweeshuis blijft voogd tot 14 december 1919.

Na het vertrek uit Leiden verblijft Jacobus mogelijk enige tijd te 's-Gravenhage. Hoe het Jacobus daar en verder is vergaan is tot nu toe volstrekt onduidelijk, in het bevolkingsregister van deze stad noch bij het Nationaal Archief is daar tot nu toe niets over gevonden.

Naar aanleiding van contact dat hij mogelijk in 1934 nog met zijn vrouw heeft gezocht, is door zijn dochter een brief verstuurd, waarvan hieronder de tekst volgt.

Brief van Jacoba Schouten, dochter van Jacoba Schouten-van Wijk (zus van Pieter van Wijk) en Jacobus Schouten.

Aan den Heer P. van Wijk
Den Haag


Leiden 16-04-1934

Beste Oom,

Even dachten wij u mede dat wij de briefkaart hebben ontvangen, eindelijk bent u dan zoo ver gekomen, en hoopen wij maar dat u het er goed zal hebben, wij zijn er natuurlijk erg benieuwd maar dat kan u wel begrijpen, u heeft het nu gelukkig dan rustig he, want zoo was het niet te doen hoor, ik stond er van te kijken dat moeder bij u geweest was verleden week, ik wist daar niets van, Wat heeft de docter van het ziekenhuis gezegd, daar zou u toch heen gaan, wat een prachtig weer he, ik zou maar veel naar buiten gaan hoor op een bankje zitten de frisse lucht moet u hebben, en de zon en niet vermoeien, U kan nu gaan wanneer je wil, en thuis komen, u zal je rust niet weten he, laat nu alles los, opdat je nog de tijd dat god je hier laat, als het jaren mogen zijn, nog gelukkig en tevreden mag uitleven.

Verleden week donderdag heeft hij op het Levendaal, een brief van Theo gehad, die vroeg hondert gulden met het adres erbij waar het gebracht mag worden.
Want hij stond op straat of als hij soms een betrekking had met kost en inwoning dan hoefde hij niets te verdienen. S’ avonds kwam Too met die brief bij mijn moeder ik was niet thuis want ik had mijn werk op Tessel, ze vertelde van die brief aan moeder en moeder zei, daar kan ik mij niet mee bemoeien, maar ze was gestuurt door hem zei zocht een motief om van ons af te komen, want ze zijn bang als er bij ons menschen uit den Haag komen en hij is bij ons, dat ze om geld vragen, en nu wil hij zoo stiekem met alles breken, ’t was jammer dat ik niet thuis was dan had ik haar en hem heel netjes op zijn plaats gezet dat ze het goed voelen konden hij heeft al eerder tegen ons gezegd dat wij daar maar niet mee bemoeien moeten, met die ruzie in den Haag, ik zei als u in zoo ’n toestand verkeerd en een ziekelijk lichaam had ben je ook blij als je geholpen word, maar zijn tijd komt ook wel laat hem maar potten voor zijn dochters is toch een vent die zooveel van zijn eigen houd hij heeft vriend nog maagt gelukkig zijn we van hem af en zit hij zondagsmiddags niet meer voor ons gezicht en kunnen wij gaan en staan waar wij willen hij hoeft bij niemand te komen want geen een wil hem hebben, het is en blijft toch een valsche vent, dat zeggen zijn eigen dochters, ik zei hem zondags op een nette manier de waarheid en dat voelde hij wel, maar hij dorst niets terug te zeggen. Too zei dat Tiny en Riek ook maar bleven zitten en ze moesten noodig uit, ze hadden ook beter meteen maar weg kunnen gaan. Schrijf nu niet meer het Levendaal laat alles los, want wij laten hem in zijn gaar smoren, aanstand overkomt hem zelf iets en dan zijn wij weer goeds genoeg. Nu oom eindigen wij maar doe u de H Gr aan Annie en man. Piet en vrouwen familie Dekker Tieny en Riek en wees u zelf Hartelijk gegroet van moeder en mij dag!!!!!!!!
Het beste hoor schrijf nog een gauw hoe het gaat.
Wij hebben maar een brief geschreven die leest iedereen niet dag het beste.

Brief geschreven door afzender op envelop:
Afz. Mej. J Schouten
Seringenstraat 1
Tuinstadwijk
Leiden