Terug naar kaart

Het verhaal van Adrianus Schouten

Adrianus Schouten werd op 5 juni 1899 in het Begijnhof nr. 1 te Leiden geboren als eerste kind van de brievenbesteller Hendrik Schouten en zijn vrouw Allegondis Kool. Na een min of meer onbezorgde jeugd was hij in 1926 in staat om in zijn eigen onderhoud te voorzien als koopman, al is onduidelijk in welke goederen hij handelde. Reden voor hem om in het huwelijksbootje te stappen. En zo gedacht, zo gedaan, 30 juni van dat jaar trouwde hij met de als dienstbode werkzame dochter van Johannes Zaal en Cecilia van Veen. Als Cornelia Wilhelmina te Leiden geboren op 17-04-1907.

Ook nu leek alles weer voorspoedig te verlopen. Adrianus aanvaarde een betrekking als vuurwerkmaker bij de Koninklijke Nederlandsche Kunstvuurwerk van A.J. Kat te Leiden. Een baan die meer zekerheid beloofde dan de ongewisse nering van koopman. Er werd een betere woning gevonden aan de Oude Singel. Ook werden er in korte tijd drie gezonde dochters geboren. En gezondheid is iets dat in die jaren nog niet vanzelfsprekend was.
Het bleek voor het gezin een schijnvoorspoed. Aan hun geluk kwam een abrupt einde door het overlijden op 5 augustus 1930 van Adrianus tengevolge van een bedrijfsongeval.
Een ongeval waarvan de oorzaak nooit precies is vastgesteld, maar waarbij kan worden aangegeven dat bij het bedrijf van Kat niet erg veel aan veiligheid werd gedaan.

Het Leidsch Dagblad besteedde er op 6 en op 9 augustus 1930 de volgende artikelen aan:

ONTPLOFFING IN EEN VUURWERKFABRIEK

Een arbeider gedood.

Gistermiddag te ongeveer kwart voor zes werden de omwonenden van de Haarlemmertrekvaart opgeschrikt door een hevigen knal, welke alras bleek te zijn veroorzaakt door een ontploffing op het terrein van de pyrotechnische fabriek A.J. Kat. de 31-jarige vuurwerkmaker A. Schouten was daar in een deels houten, deels steenen schuurtje bezig geweest met het vullen van hulzen met sas. Even tevoren had S. nog bezoek van een kameraad, wien S. had toegevoegd, dat hij nog slechts twee patronen moest vullen en dan met het werk klaar was. Kort nadat de man was vertrokken, had door tot dusverre onbekende oorzaak de ontploffing plaats.
Het eternietdak werd compleet weggeslagen en er werd een vlam gezien, welke een begin van brand deed ontstaan. Het vuur werd door personeel van de firma Kat spoedig gebluscht, zoodat de groote motorspuit geen dienst behoefde te doen. Door de ontploffing vatte de kleren van Schouten eveneens vlam, terwijl hij zeer ernstige verwondingen aan het onderlijf bekwam. Hij werd door zijn makkers naar buiten gehaald en nadat hij zich ter plaats door dr. Wamsteker, die zich per ziekenauto van het Academisch Ziekenhuis onmiddelijk naar de plaats van het ongeluk had begeven, verbonden was, naar het St. Elisabethziekenhuis overgebracht.
De dienstdoende semi-arts van den Eersten Hulpdienst, die in eerste instantie te hulp geroepen werd, was juist weggehaald voor een ongeval in de Acaciastraat. Er ging dus eenigen tijd verloren, voordat men hem bereikt had. Hij arriveerde vrijwel gelijktijdig met dr. Wamsteker op de plaats van het ongeluk.
Eenige uren later is hij [bedoeld is: Schouten] aan de bekomen verwondingen bezweken. Het lijk, dat aanvankelijk in beslag was genomen, werd hedenmorgen door de politie vrijgegeven.


TER-AARDE-BESTELLING VAN HET STOFFELIJK
OVERSCHOT VAN DE HEER A. SCHOUTEN

Onder groote belangstelling vond hedenmorgen om 11 uur op de begraafplaats Rhijnhof de teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot van den heer A. Schouten, die j.l. Dinsdag in de Pyrotechnische fabriek der fa. A.J. Kat aan de Haarlemmertrekvaart bij het verrichten van zijn werkzaamheden om het leven kwam.
Onder de aanwezigen merkten wij o.a. op de heer P.C. Smit, vertegenwoordiger der fa. Kat, die, nadat de kist in de groeve was neergelaten, namens zijn patroon dank bracht voor alles wat de overledene voor de zaak is geweest. Namens den heer Kat legde spr. een krans op de kist en riep den overledene een “rust zacht” toe. Namens het overige personeel dankte de heer den heer S. voor zijn goede kameraadschap. De overledene was zeer gezien bij zijn collega’s.
De kist was bedekt met een groot aantal kransen w.o. van directie, ouders en personeel. Hierna weren levende bloemen in het graf gestrooid en werd allen dank gezegd voor de belangstelling.

Hoe het verder is gegaan met het gezin van Adrianus, dat toch van haar kostwinner was beroofd, is slechts gedeeltelijk bekend. Cornelia is in 1931 hertrouwd met Wilhelmus Servaas Lips, en van hem gescheiden in 1957. Uit dit huwelijk is minstens één kind geboren, in 1932, een zoon die al jong overleed in 1939.
Wel is duidelijk geworden dat men bij het in 1826 gestichte bedrijf niet veel lering heeft getrokken uit het ongeval. Vele jaren later was het daar nog steeds niet al te best mee gesteld. Wat mede mag blijken uit het feit dat in de periode 1931-1946 nog meerdere ontploffingen plaatsvonden die in ieder geval vier medewerkers van het bedrijf het leven heeft gekost.

Het bedrijfscomplex van Kat aan de Stadspolderweg, Collectie Gemeentearchief.
Illustratie uit het Leids Jaarboekje 2002, Een bom in Leidse stadspolder.
Bronnen:
Erfgoed Leiden en Omstreken:
gegevens uit het openbare deel van de burgerlijke stand;
artikelen uit het Leidsch Dagblad en de Leidsche Courant.

Leids Jaarboekje 2000:
Bom in Leidse stadspolder, artikel over de fabriek van A.J. Kat, door F.M. van Poelgeest.