Terug naar kaart

Het verhaal van Jacob Gerritsz Schouten, ook genaamd Jacob Gerritsz Steen

Jacob wordt op 24 september 1603 gedoopt als zoon van Gerrit Cornelisz Schouten en Volckjen Jacobsdr. Hij groeit op in een gezin met in ieder geval twee broers en een zus uit het eerder huwelijk van zijn moeder. Een van die halfbroers, Pouwels Meesz is in 1623 getuige bij zijn ondertrouw.

Duidelijk is dat Jacob, met dank aan het door hem uitgeoefende beroep van metselaar, waarmee hij in de voetsporen van zijn vader trad, niet bepaald onbemiddeld was. Dat blijkt onder andere uit meerdere koopakten waarbij behoorlijke sommen aan contant geld werden betaald. Maar vooral uit een schatting van zijn inkomsten. Daar is uiteraard een groot deel van onbekend, maar over de periode april 1645 tot en met april 1648 ontving hij alleeen al aan arbeidsloon voor werk verricht voor de ,Nederlands Hervormde, Grote of Sint Jans Kerk te Schiedam een bedrag van bijna 150,00 gulden (149-19-08).

Uit zijn huwelijk met Geertgen Theunisdr Sluijs zijn minstens 7 kinderen geboren. Twee van hen zijn respectievelijk in 1623 en 1645 begraven in hetzelfde graf dat door zijn vader in 1616 was gekocht.
Zijn zoon Arij, evenals zijn vader metselaar van beroep, vertrok al kort na zijn huwelijk naar Leiden, waar mogelijk meer economisch gewin te behalen was.

Op 29 augustus 1661 stelt Jacob zijn testament op:
"Jacob Gerritsz. Schoute, Stadsmetselaar, ziekelijk van lichaam, en zijn wettige huisvrouw Geertge Thonisdr., wonende binnen Schiedam op de Achterwech, compareerden 29-aug-1661 tot het maken van hun testament, waarin zij elkander benoemen tot universeel erfgenaam van de natelaten goederen van de eerststervende van hun beiden, mits de langstlevende gehouden is aan hun gezamenlijke kinderen met hun allen 50 Car. guldens uittereiken, en wanneer de langstlevende een tweede huwelijk aangaat, aan de genoemde hun kinderen nog 250 Car. guldens uit te reiken."

Na zijn overlijden in september 1661 werd Jacob op 22 september in het familiegraf bijgezet tegen een aan de kerk betaalde vergoeding van 4 gulden.

De Grote of Sint Jans Kerk te Schiedam.

De Grote of Sint-Janskerk in Schiedam is een driebeukige hallenkerk, die werd gebouwd op de plaats waar in de 13e eeuw al een kerk had gestaan. De bouw van de huidige kerk werd in 1335 begonnen. Tijdens de Reformatie kwam de van oorsprong katholieke kerk in handen van de protestanten. De kerk wordt gebruikt door de 'Protestantse Gemeente te Schiedam' die deel uitmaakt van de Protestantse Kerk in Nederland.

In 1425 bestond het kerkgebouw uit het huidige middenschip met het vijfhoekig gesloten hoogkoor, het rechthoekig gesloten noord-of vrouwenkoor, de toren en een zuidkoor, voorloper van het huidige koor.
Bij de grote Schiedamse stadsbrand van 1428 werd de kerk deels vernield. Bij het herstel werd de kerk uitgebreid, onder andere bouwde men de noorderzijbeuk, de huidige waag. In 1434 werd, ter nagedachtenis aan Liduina van Schiedam, de Liduinakapel tegen de zuidmuur van het huidige middenschip aangebouwd.
Het interieur is vroeg renaissance, maar de preekstoel dateert nog van voor de Reformatie. De orgelkas die uit circa 1550 dateert werd gebouwd door Hendrik Niehoff, telg uit de bekende orgelbouwerfamilie Niehoff.



Bronnen:
Oud Rechterlijk Archief Schiedam, bewerkt door H.J. van der Waag.
Gemeentearchief Schiedam:
   Ontvangsten en uitgaven van de Nederlands Hervormde Kerk 1645-1677, bewerkt door A. van der Tuijn.
   Begraven van de doden in de kerk, bewerkt door A. van der Tuijn.
Genealogische website van de familie Hollebeek.
Wikipedia.nl