De naam Blansjaar- of Bethlehemspoort is de aanduiding van een straatje in Leiden waaraan waarschijnlijk nog maar weinig mensen een herinnering hebben. Dat is niet zo vreemd, hoewel het vaak te vinden is in de oudere stukken van de burgerlijke stand, bleek het lastig om te bepalen waar het zich bevond. Uiteindelijk is dit wel gelukt; door een combinatie van geboorte- en andere akten binnen meerdere gezinnen waarbij afwisselend sprake was van de Blansjaar- of Bethlehemspoort en op of aan de Langegracht.
Ondanks dat ik weet van het bestaan van meerdere hofjes en stegen op de Langegracht, ik heb daar in mijn jongste jaren behoorlijk rondgestruind, kon ik de naam niet verbinden aan een toen bestaand straatje. Duidelijkheid daarover verkreeg ik pas door de geboorteakte van Anna van Heemst, op 6 april 1889 geboren in de Suzanna Klinkertstraat. Dat was vreemd, volgens het bevolkingsregister woonden haar ouders in de Blansjaar- of Bethlehemspoort. Bij verder onderzoek ging het er op lijken dat de naam Blansjaarpoort (ook geschreven als Blanchartpoort, naar een oudere bewoner of stichter?) een andere naam was voor de Suzanna Klinkertstrat waarvan de naam was ingebeiteld in de poort die deze straat min of meer afsloot van de Langegracht. De tweede naam Bethelemspoort is mogelijk in gebruik geraakt door of voor een verbinding met het nabijgelegen Bethlehemshof.
De naam Blansjaarpoort is ontleend aan de eigenaar van in de omgeving staande woningen: Karel Blansjaar, een huisjesmelker uit het begin van de 19e eeuw, hij bezat in 1832 maar liefst 213 (mogeljk 214) pandjes in voornamelijk de 17e-eeuwse uitbreidngen van Leiden en woonde op de Langegracht naast de genoemde poort. Het Bethlehemshof is in 1630 gesticht door de koopman Gerrit Frankensz. van Hoogmade. het was bestemd voor zijn broers en zusters van de Waterlandse Doopsgezinde gemeente. Hij had daartoe al een stuk grond van de stad gekocht aan de Langegracht omtrent het Bolwerksteegje. Als naam voor het hofje, waarvan zijn twee zonen na de realisatie in 1631 mederegenten werden, koos hij voor Bethlehem.
In 1660 werd door de concurrende Vlaamse Doopsgezinde gemeente een hof gesticht aan het Levendaal onder de Bijbelse naam "De Houcksteen". In 1701 werden de beide doopsgezinde gemeenten samengevoegd, maar het bestuur van de hofjes bleef gescheiden. Dat bleef zo totdat de gemeente te klein werd om nog twee hofjes te kunnen beheren. Toen in 1811 het Bethlehemshof nog maar vier bewoners huisvestte besloten de regenten het hofje te verkopen. Aansluitend namen zij het hof "De Houcksteen" op het Levendaal met fondsen en al over. Het hofje op het Levendaal kreeg toen de naam Bethlehem.
Een naamgeving die vaak tot verwarring leidde, omdat het wooncomplex aan de Langegracht nog anderhalve eeuw onder dezelfde naam door particulieren werd bewoond. Dat probleem werd pas opgelost met de sloop van dit, toen al verlaten, hofje in 1960.