Koos Schouten, drager van de Eremedaille van de Orde van Oranje Nassau in brons, werd als zoon van Wouter Schouten en Maria Pieternella Filemon op 2 februari 1914 geboren in de Zwijnhoornsteeg. Een zijsteegje van de Groenhazengracht tussen de Sliksteeg en de de Oude Varkenmarkt. Een armoedige buurt en een ongunstige tijd; de "grote oorlog", de oorlog van Duitsland tegen België en Frankrijk was immers in volle gang en de gevolgen daarvan waren ook in Leiden merkbaar.
Het heeft hem niet lang dwars gezeten. Reeds op jeugdige leetijd vond hij een betrekking als naaimachinemonteur bij Singer Naaimachines, een bedrijf waar hij 46 jaar lang zal blijven werken. Eerst op de Nieuwe Rijn en later op de Breestraat, maar ook buiten Leiden werd hij aan het werk gezet. Zoals tijdens de oorlog toen hij in Den Haag moest zijn. Wanneer door gevechtshandelingen de trein niet reed, was hij gedwongen om daar lopend naar toe te gaan. Toen de treinverbindingen uiteindelijk helemaal verloren gingen, hoefde hij niet meer naar zijn werk. Gelukkig werd de betaling van het loon niet stopgezet. Door de omstandigheden gedwongen kreeg hij wel de tijd om, letterlijk, de boer op te gaan en kon zo enige verlichting brengen in de voedselschaarste tijdens de laatste oorlogswinter.
De ervaring die hij vergaarde gedurende zijn lange dienstverband bij Singer, was dusdanig, dat hij ook na zijn pensionering nog regelmatig werd gevraagd om bij te springen wanneer het ging om storingen of reparaties aan, de vooral wat oudere typen, bedrijfsnaaimachines.
In het jaar 1934 ontmoette hij op de markt, de aan de 4e Binnenvestgracht wonende, Cor: de mooiste van drie zussen, maar ook de vrouw waarmee hij na bijna twee jaar verkering in januari 1936 in het huwelijk zou treden. Een huwelijk dat werd voltrokken in de Stadsgehoorzaal te Leiden. De herbouw van het stadhuis, grotendeels verwoest bij de brand van 1929, was toen nog niet klaar. Het gemis van de "Trouwzaal" werd echter goedgemaakt door de bijzondere locatie die de Stadsgehoorzaal was en is.
De woning die zij na hun huwelijk betrokken aan de Waardgracht was niet de eindbestemming, er zouden nog een paar verhuizingen volgen. Naar de Vestestraat, de Sophiastraat, de Nipponstraat (na de oorlog om begrijpelijke redenen hernoemt in Floresstraat), de Alexanderstraat en als laatste naar het toen splinternieuwe Van Banchemhof in Leiden-Zuidwest.
Uit het huwelijk van Koos en Cor werden negen kinderen geboren. Twee van hen zouden het helaas niet meemaken dat hun ouders in januari 2001 hun 65-jarig huwelijksfeest vierden.
Naast zijn gezin en zijn werk vulde Koos veel van de resterende uren met zijn grootste liefhebberij: postduiven. Hij wist daarmee vele prijzen te winnen, die dan ook nadrukkelijk in de huiskamer ten toon werden gesteld. Iedereen kon dan zien, dat het werk en de tijd aan de duiven besteed, niet helemaal tevergeefs was geweest. Een bijkomstig voordeel was wel dat hij Cor niet voor de voeten kon lopen bij het uitoefenen van háár liefhebberij: koek(jes)bakken. Haar boterkoek was wijd en zijd bekend en geliefd.
Bronnen:
Archief Schouten in Leiden: Leidsch Dagblad: De Blauwe Steen, Eric Jan Berendsen, 23 januari 2001.
Erfgoed Leiden en Omstreken: Krantenarchief, Leidsche Courant: Artikel over uitreiking Koninklijke onderscheiding.