Koos Schouten, drager van de Eremedaille van de Orde van Oranje Nassau in brons, werd als zoon van Wouter Schouten en Maria Pieternella Filemon op 2 februari 1914 geboren in de Zwijnhoornsteeg. Een zijsteegje van de Groenhazengracht tussen de Sliksteeg en de de Oude Varkenmarkt. Een armoedige buurt en een ongunstige tijd; de "grote oorlog", de oorlog van Duitsland tegen België en Frankrijk was immers in volle gang en de gevolgen daarvan waren ook in Leiden merkbaar.

De ervaring die hij vergaarde gedurende zijn lange dienstverband bij Singer, was dusdanig, dat hij ook na zijn pensionering nog regelmatig werd gevraagd om bij te springen wanneer het ging om storingen of reparaties aan, de vooral wat oudere typen, bedrijfsnaaimachines.

De woning die zij na hun huwelijk betrokken aan de Waardgracht was niet de eindbestemming, er zouden nog een paar verhuizingen volgen. Naar de Vestestraat, de Sophiastraat, de Nipponstraat (na de oorlog om begrijpelijke redenen hernoemt in Floresstraat), de Alexanderstraat en als laatste naar het toen splinternieuwe Van Banchemhof in Leiden-Zuidwest.
Uit het huwelijk van Koos en Cor werden negen kinderen geboren. Twee van hen zouden het helaas niet meemaken dat hun ouders in januari 2001 hun 65-jarig huwelijksfeest vierden.

Naast zijn gezin en zijn werk vulde Koos veel van de resterende uren met zijn grootste liefhebberij: postduiven. Hij wist daarmee vele prijzen te winnen, die dan ook nadrukkelijk in de huiskamer ten toon werden gesteld. Iedereen kon dan zien, dat het werk en de tijd aan de duiven besteed, niet helemaal tevergeefs was geweest. Een bijkomstig voordeel was wel dat hij Cor niet voor de voeten kon lopen bij het uitoefenen van háár liefhebberij: koek(jes)bakken. Haar boterkoek was wijd en zijd bekend en geliefd.


Bronnen:
Archief Schouten in Leiden: Leidsch Dagblad: De Blauwe Steen, Eric Jan Berendsen, 23 januari 2001.
Erfgoed Leiden en Omstreken: Krantenarchief, Leidsche Courant: Artikel over uitreiking Koninklijke onderscheiding.